Illustreren

In het niet genoeg te prijzen boek De omgevallen boekenkast (1987) herinnert Hans van Straten zich nauwkeurig welke dichters en schilders hij, in de oorlogsjaren, in Leiden ontmoette. De namen van twee van hen herhaalt hij in een voetnoot: Will H. Tweehuysen en Bob Smits. Beide kunstenaars, zo blijkt uit de noot, illustreerden voor Van Straten een boek:

Bij gebrek aan schetsboeken gebruikten schilders en tekenaars in de oorlogsjaren vaak dichtbundels, die er met hun vele ‘wit’ om vroegen geïllustreerd te worden. Zo bezit ik een exemplaar van Hoorniks dichtbundel De erfgenaam met pentekeningen van Will. […] Van hem [= Smits] bezit ik een geïllustreerd exemplaar van Hoorniks bloemlezing Twee lentes.

De vrije kunstenaar die in de oorlog, al dan niet tegen geldelijke vergoeding, dichtbundels van originele tekeningen voorziet: C.A.B. Bantzinger is hier het bekendste voorbeeld van. Hij pakte het bovendien professioneel aan: in de tweede helft van 1941 kregen sommige drukken van Vasalis’ succesbundel Parken en woestijnen (1940) een gedrukt kaartje mee: Bantzinger bood hierop zijn diensten aan, belangstellenden konden een door hem geïllustreerd exemplaar van de dichtbundel inzien ten kantore van uitgever A.A.M. Stols in Den Haag.

Van dergelijke door Bantzinger aangelegde Parken en woestijnen zijn maar een handvol exemplaren bekend. In 2011 kocht de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een exemplaar van de zevende druk met twaalf pentekeningen. Toen De Slegte nog De Slegte was en regelmatig smakelijke catalogi uitbracht, dook daar eens een achtste druk op met illustraties van Bantzinger. Onlangs kwam een geïllustreerd exemplaar onder de hamer in Diemen.

Willem Otterspeer beschrijft aan het eind van het zevende hoofdstuk van De mislukkingskunstenaar (2013) de toenemende welvaart van de held van zijn geschiedenis. Ook nadat de colleges fysische geografie in ‘het gevaarlijke jaar’ 1943 waren opgeschort, behield Willem Frederik Hermans zijn assistentenbaantje. Hij hoefde aan de universiteit weinig te doen en de loonstrookjes bleven komen. Het ging Hermans, aldus zijn biograaf, voor het eerst in zijn leven financieel voor de wind.

Dat Hermans halverwege de oorlog goed in de slappe was zat, leidt Otterspeer af uit diens theater- en concertbezoek en deelname aan een veiling bij G. Theod. Bom & Zn. Steeds minder mensen konden zich een avondje uit of een stilleventje veroorloven. Otterspeer: ‘Het blijkt vooral ook uit de bestelling van twee tekeningen bij de Haarlemmer tekenaar Bantzinger om zijn exemplaar van Parken en woestijnen van Vasalis mee te illustreren.’

Bestelde Hermans inderdaad twee losse tekeningen voor zijn Vasalis? Of reageerde hij simpelweg op Bantzingers ingelegde kaartje? Otterspeer geeft in een voetnoot de data van drie brieven van Hermans aan Bantzinger (20 mei, 18 juli en 2 november 1943), maar citeert ze niet. De drie brieven van Bantzinger aan Hermans blijven ongenoemd. Jammer, want als Otterspeer Hermans’ leven straks volledig in kaart heeft gebracht, gaat Hermans’ archief weer op slot. Dan zullen we het nooit weten.

Welke bedragen er met de twee tekeningen gemoeid waren, laat Otterspeer eveneens na te vermelden, ook al ziet hij Hermans’ bestelling bij Bantzinger als het belangrijkste bewijs voor diens rijkdom anno 1943. Het gedrukte kaartje uit de tweede helft van 1941 geeft f 10.- voor een met de hand geïllustreerde bundel. Ter (willekeurige) vergelijking: in dezelfde periode kostte de nieuwe roman van A. Marja f 2.- (ingenaaid) respectievelijk f 2.95 (gebonden). In december 1941 vroeg de boekhandelaar voor Vasalis’ ongeïllustreerde bundel f 2.25. Waren de prijzen, en vooral de verhoudingen, twee jaar later helemaal anders?

De kwestie komt nog meer op losse schroeven te staan, als Otterspeer het, ruim 150 bladzijden verder in De  mislukkingskunstenaar, heeft over ‘vermoedelijk een ets als die van Bantzinger die hij [= Hermans] in zijn Vasalis-exemplaar had laten binden’.

Stroppen van straks

Wat kostte een gewoon boek in de oorlog? Sjoerd van Faassen staat even stil bij de prijs van clandestiene uitgaven in het hoofdstuk ‘Het bijzondere boek in de Tweede Wereldoorlog’ in Het ideale boek (2010), met name bij de 50 gulden van Aafjes’ Omne animal (‘een vreselijke prijs,’ vond de auteur), maar nergens wordt een indruk gegeven van de geldelijke waarde van niet-illegale boeken. Antiquariaats- of veilingcatalogi (met opbrengsten) uit de oorlog zijn mij niet bekend. Buijnsters geeft in dit geval ook niet thuis.

In februari of maart 1944 bestelde de dichter Niek Verhaagen bij een boekhandelaar in Delft voor zijn vriend Kees Bantzinger Boutens’ Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe. Zelf had hij kort daarvoor voor 2 gulden en 35 cent een eerste druk uit 1919 bemachtigd: Bantzinger keek niet op van die prijs en wilde de bundel graag hebben. Verhaagen in een brief aan Bert Bakker:

Nu stuurt de boekhandelaar mij een latere, aangevulde druk, bij Stols verschenen, en brengt mij daarvoor f 20,- in rekening. Het is een mooie uitgave en het ding is blijkbaar uitverkocht. Ik kan er echter niet aan denken voor deze uitgave f 20,- te betalen en ook Bantzinger zal er wel niets voor voelen.

Voor wat het waard is: de clandestiene bundels die Verhaagen tezelfdertijd kreeg aangeboden (en soms kocht) kostten rond de 6 of 7 gulden.

August Henkels was in de wolken toen hij op 18 april 1944 aan H.N. Werkman over zijn bezoek aan een Haags ‘boekenzaakje’ schreef:

Veel zaaks was er niet meer, maar ik schijn in zulke dingen altijd geluk te hebben. Vindt (sic) ik me daar nog een ex. van Paul van Ostayen’s (sic) Bezette Stad. De man vroeg f 18.- die ik grif heb neergelegd.

In Henkels’ herinnering deed hetzelfde boek tien jaar eerder al 15 gulden. ‘De prijs is dus wel heel laag gerekend naar de huidige begrippen.’

In dezelfde brief maakt Henkels melding van een set Nederlandsche Historiën (1642-1647) van P.C. Hooft, waarvoor in de zomer van 1943 al eens 500 gulden werd betaald.

Ik gaf voor een onberispelijk ex. destijds f 45.-. Ze zijn gek geworden; in zulke prijzen zitten al de stroppen van straks.

Collectie X

Een nieuwe lente en een nieuw veilinghuis. Menige verzamelaar en boekhandelaar keek verrast op toen half april opeens De Voorbode op de deurmat plofte. Het eerste nummer van dit periodiek opende met het nieuws dat het bekende antiquariaat AioloZ in de hoofdstad een veilinghuis was begonnen. ‘Verkoop van topstukken uit verzameling X betekent droomdebuut voor ervaren starter,’ kopte de voorpagina. Die zin verraadt de enthousiaste toon van Piet van Winden, die samen met zijn vrouw Monique het voortouw binnen Aioloz Amsterdam Book and Print Auctions B.V. leek te nemen. De Voorbode beloofde ons met de eerste veiling louter topstukken op het gebied van boekkunst en literatuur, van het zeldzame Naenia tot het opgedoken persoonsbewijs van Vestdijk, van een handgekleurde Dijsselhof tot het luxe auteursexemplaar van Villa des Roses. Zelden zoveel superlatieven op een pagina gezien. De Voorbode deed niet onder voor Elsschots Wereldtijdschrift. De in het vooruitzicht gestelde catalogus kon eigenlijk alleen maar tegenvallen.

Eenmaal de schok te boven begon het speculeren over de identiteit van X. Het zou een man zijn die meer dan 30 jaar aan een uitzonderlijke collectie bouwde, kocht op de befaamde veilingen van Dirkx-Greshoff, Van der Loo en Polak, maar die nu met de verkoop van zijn verzameling wilde voorkomen dat zijn bijzondere boeken achter zijn portret zouden schuilgaan. Vandaar die X. Een handvol namen van grote verzamelaars uit Nederland en België zong rond, maar niemand voldeed aan het door AABP geschetste profiel. X bleef voorlopig X.

De puzzel werd allerminst makkelijker toen de catalogus verscheen. In de ‘Very fine’ getitelde inleiding stak Piet van Winden andermaal de loftrompet over de uitzonderlijke collectie boeken die hij onder de hamer mocht brengen, maar hij benadrukte ook dat het de laatste klus was van het echtpaar Van Winden voor AioloZ: met Hedgehog & Fox gaan zij de wereld van het ‘reputatiemanagement’ verkennen. Over X kon Van Winden enkel kwijt dat hij aan het begin van zijn antiquarische carrière met hem bevriend was geraakt. De verkoop van de collectie X moest de basis zijn van het nieuwe veilinghuis, dat onder leiding staat van Laurens Heij (voorheen in dienst bij Bubb Kuyper), bijgestaan door boekwetenschapper Heine Scholtens (voorheen Burgersdijk & Niermans) en kunsthistoricus Hannie Diependaal (voorheen Christie’s).

De oblong catalogus viel absoluut niet tegen. Hij was schitterend uitgevoerd, geheel in kleur, met talloze afbeeldingen. Er was nu eens geen apart illustratiekatern ingericht, maar de afbeeldingen stonden keurig bij de kavels, wat een hoop heen- en weer bladeren en gehannes met Arabische en Romeinse nummers scheelde. De veiling was opgesplitst in drie afdelingen: Book Art (534 nummers), Prints Drawings & Posters (44 nummers) en Dutch Literature (300 nummers). De eerste twee onderdelen waren in het Engels beschreven, het slotstuk in het Nederlands. Bij aandachtig bestuderen van de kavels werd X overigens alleen maar een groter vraagteken, want de aangeboden collectie was dermate eclectisch dat daarin geen lijn viel te ontdekken. Een X is overigens niet alleen een onbekende grootheid, maar ook een vermenigvuldigingsteken, en het leek erop dat de collectie X was aangevuld met eventuele collecties Y en Z, waaronder enkele plukjes onverkochte voorraad van antiquariaat AioloZ.

NRC Handelsblad berichtte op 9 mei over AABP Auctions, de nieuwe speler op de boekenmarkt. Titel: ‘Antiquarische boeken ook voor de gewone man’. In het paginabrede artikel legde Van Winden uit dat zijn marketingtechnieken een hoger doel dienden: hij wilde met kijkdagen op drie verschillende locaties en twee minisymposia over verzamelen in Antwerpen en Amsterdam verder kijken dan zijn neus lang was. Als de mensen niet naar de boeken komen, brengen wij de boeken naar de mensen, was zijn devies. Of die gewone man zich werkelijk aangesproken voelde, het is moeilijk te zeggen, maar het symposium in Antwerpen werd afgelast wegens gebrek aan belangstelling. Op de kijkdag in De Bijenkorf in Amsterdam was het verdacht rustig. Misschien ook liet de gewone man zich afschrikken door grote bedragen en de soms al te beknopte beschrijvingen.

Men kan lacherig doen over het rondreizende boekencircus van AABP, met zijn pleidooi voor meer promotie heeft Van Winden wel een punt. De meeste antiquaren zijn allergisch danwel te bescheiden voor een goede PR. De NVvA zou eens moeten overwegen om een Ambassadeur van het Boek aan te stellen, een Bekende Geletterde Nederlander, die zo nu en dan bij Matthijs van Nieuwkerk kan aanschuiven om bij een miljoenenpubliek het schone of zeldzame boek onder de aandacht te brengen. Boudewijn Büch, Diederik van Vleuten en ook Piet van Winden zelf hebben deze nuttige rol in het verleden vervuld. Een bibliofielenvereniging, een soort Nonpareil zonder de hoge eisen en dito leeftijden, met een toegankelijk forum op het internet zou wellicht ook een goed idee zijn.

De aanblik van een tjokvolle zaal bij Arti et Amicitiae was hoopgevend: het lijkt erop dat steeds meer verzamelaars hun gokje wagen op de veiling, om de antiquaar als tussenpersoon buiten spel te zetten. Om drie minuten over half twee ving de veiling aan, met een kleurrijk gekalligrafeerd abecedarium, waarop niet werd geboden. Voor een aantal luxueuze jaarboeken van de Antwerpse kunstclub De Scalden, verdeeld over 14 kavels, was tevens weinig belangstelling: ze bleven op de plank staan of gingen voor de inzet (tweederde van de laagste richtprijs) naar een commissie. Het lot met meer dan 200 boekbanden uit de periode die Ernst Braches zo goed heeft gedocumenteerd, haalde met €2250 eveneens maar net de inzet (geschat €4000-5000). De grote collectie was enkel op afspraak in te zien, wat blijkbaar niet of weinig was gebeurd. Verrassender was de strijd bij het hiernavolgende lot: 11 efemere publicaties uit dezelfde periode, wat prospectussen en tijdschriftjes, gingen naar een handelaar voor €550 (€120-180), exclusief 23,8% opgeld.

Eén van de twintig luxe-exemplaren van J.C. Bloems De Nederlaag uit 1937, een typografisch juweel, deed €360 (€350-500). Dit op Japans papier gedrukte exemplaar kwam al tweemaal eerder onder de hamer, bij de legendarische Beijers-veilingen van de collectie-Henri Dirkx en de collectie-Firmijn van der Loo in respectievelijk 1981 en 1983. De provenance was zichtbaar: op de binnenzijde van het voorplat waren ingeplakt het nobele, bescheiden ex libris van Dirkx en het afzichtelijke, spierwitte ex libris van Van der Loo. Er zijn restauratoren die een dergelijk eigendomskenmerk moeiteloos kunnen verwijderen.

Binnen Book Art was P.C. Boutens als uitgever ondergebracht in een speciale paragraaf; voor de handschriften en opdrachtexemplaren van Boutens moest men bij Dutch Literature zijn. Aan zo’n splitsing gaat ongetwijfeld een weloverwogen beslissing vooraf, misschien hoopte de veilinghouder op deze manier een internationaler publiek te bereiken, maar de meeste verzamelaars waren hier niet gelukkig mee. Hetzelfde gold voor E. du Perron: als uitgever in eigen beheer vond men hem in de eerste afdeling, als schrijver in de laatste afdeling. Niettemin was er voor de Boutens-uitgaven goede belangstelling: een heelperkamenten Verzamelde sonnetten uit 1907 ging voor €450 (€400-600) naar een Haags antiquariaat, terwijl de meeste andere voor de laagste richtprijs naar een en dezelfde commissie gingen.

Van de private presses was Carlinapers opmerkelijk meer in trek dan Sub Signo Libelli. Op de soms zeer experimentele uitgaven van C. van Dijk werd vanuit de zaal aardig geboden. Zo haalde Bomans’ Een verdwenen facet van Haarlem, met tekeningen van Harry Prenen, €110 (€50-80) en stopte het bieden op En de imam van Oman zei: “Amen” van de kinderboekenauteur Gerbrand Fenijn pas bij €140 (€50-80). De onder het zegel van de libel uitgegeven boekjes van Gerrit Kleis waren iets te hoog geschat: alleen bij Leopolds lange vers Van wijn een druppel hoefde Van Winden af te hameren.

Een schitterend exemplaar van de door H.N. Werkman gedrukte Turkenkalender uit 1941 bracht terecht €5500 (€5000-6000) op. De zonnestralen tijdens de kijkdagen bij De Bijenkorf hadden gelukkig geen schade aangericht. Het al even mooie Vestdijk-gedicht De doode zwanen uit 1944, gedrukt voor de leden van De Blauwe Schuit, verruilde voor €1100 (€1000-1500) van eigenaar. De koper, een bekend acteur en fotograaf, zou een goede kandidaat zijn voor de functie van Ambassadeur van het Boek.

Veel in perkament gebonden topstukken gingen weg voor de inzet. William Morris’ heelperkamenten The History of Reynard the Foxe en The Story of the Glittering Plain or The Land of Living Men deden respectievelijk €2950 (€3000-4000) en €3750 (€4000-5000). Een zeldzaam exemplaar van Van Eedens De kleine Johannes, gevat in verguld perkament, haalde met moeite €1750 (€2000-2500). Van Deyssels Verzamelde opstellen bleven steken op €8000 (€9000-12000), terwijl die vijf loodzware perkamenten turven er schitterend bij stonden.

Prints Drawings & Posters bevatte ondermeer twee heel aardige portretten van de dichter Gabriël Smit (1910-1981). De inkttekening door C.A.B. Bantzinger bleef onverkocht, maar de potloodtekening door Joop Moesman, van een naar wandelende tak transformerende Smit, werd voor €650 (€600-800) aan het Letterkundig Museum vergeven. Een aantal in het oog springende Flower Power-posters ging een paar keer over de kop. Het razend zeldzame door Wenckebach ontworpen reclameaffiche voor Couperus’ Williswinde uit 1895 werd afgehamerd op €250 (€100-150).

Eind 1913 ontving Willem Elsschot van uitgever Van Dishoeck dertig presentexemplaren en welgeteld één luxe-exemplaar van zijn debuutroman Villa des Roses. Dat volperkamenten auteursexemplaar schonk Elsschot meteen aan de vrouw die hem in 1910 aan het schrijven had gezet, Anna Christina van der Tak, ‘mijn trouwe vriendin’, aldus de gedrukte opdracht. De auteur voegde er in handschrift nog een liefdevolle opdracht aan toe. Dit indrukwekkende boek liet in 1993 vele harten sneller kloppen, toen het na een zenuwslopende strijd tussen twee handelaren voor f 21000 (geschat f 400-500!) werd verkocht op de veiling van de overrompelende verzameling van Johan Polak, die het boek vanaf ongeveer 1968 bezat. In 1993 barstte de zaal in applaus uit – nu ging deze luxe Villa tamelijk geruisloos voor €18500 (€20000-25000) naar een commissie.

Op een stoet opdrachtexemplaren van W.F. Hermans aan Cola Debrot werd enthousiast geboden vanuit de zaal. De schattingen waren dan ook aan de lage kant. Verschillende verzamelaars en handelaars kregen een opdracht toegewezen. Met evenveel hartstocht ging er een vinger in de lucht bij het opdrachtexemplaar van Paul van Ostaijen aan E. du Perron: €2000 (€800-1000). Van diezelfde Du Perron kwam een recordaantal uitzonderlijke boeken en handschriften onder de hamer. Behalve vier ongemeen zeldzame eigen beheeruitgaven trakteerde X ons op niet minder dan negen eigenhandige opdrachten van Du Perron. Hoewel de beschrijvingen er niet over repten, waren maar liefst zes van deze opdrachten onbekend aan Kees Snoek in diens nuttige naslagwerkje Het Leven is wellicht een farce. Geschreven boekopdrachten van E. du Perron. Onvermoede opdrachtexemplaren, dat zijn de leukste. Zo bracht een eerste druk van Poging tot afstand uit 1927, bovendien één van de twintig exemplaren hors commerce, met een fraaie opdracht aan de schrijver Joris Vriamont €225 op.

Rond een uur of zeven liep de veiling ten einde. De komiek Gummbah, bekend van zijn absurdistische tekeningen voor de Volkskrant, hield hierna nog een presentatie over het verzamelen van net niet verschenen boeken. De meeste verzamelaars schaarden zich echter in een rij voor de kassa en vluchtten naar huis, de verse aanwinsten onder hun arm.

Dit verslag van de veiling van AABP Auctions te Amsterdam op 16 mei 2009 verscheen in De Boekenwereld, jrg. 25, afl. 5 (juli 2009).