‘Een slaaf van mijn verzameling?’

Sinds 1998 verzamelt hij alles van Arnon Grunberg. De omvang van zijn verzameling laat zich nu even niet uitdrukken in strekkende meter: alles is ingepakt omdat de verzamelaar in between houses is. De kartonnen dozen blijven gesloten. Met een laptop en een USB-stick binnen handbereik vertelt Arie Oexman (Katwijk 1952) over zijn collectie.

‘In dit Excelbestand heb ik heel minimaal mijn collectie beschreven: omschrijving, jaar van verschijnen, eventueel ISB-nummer. Item per item. Ik maak geen onderscheid tussen een roman en een ingezonden brief: elke publicatie maakt deel uit van een oeuvre. Dus ook De Nieuwe Bijbelvertaling met een buikbandje waarop een citaat van Grunberg staat. Intussen zit ik op ruim 6700 items. Mijn laatste aanwinsten vond ik op de boekenmarkt in Deventer. Ik kocht er drie vertalingen: een Italiaanse Huid en Haar, een Russische De geschiedenis van mijn kaalheid en een Hongaarse De man zonder ziekte.’

‘De kracht van mijn verzameling is misschien wel de hoeveelheid knipsels uit kranten, weekbladen en tijdschriften. Dat zijn er ongeveer 4000. Ik knip niet alleen recensies en interviews uit, ik bewaar ook advertenties voor Grunbergs boeken en artikelen waarin hij wordt genoemd. Den Haag is wat dat betreft rampzalig. Literaire tijdschriften kun je hier bijna nergens kopen. Voor een exemplaar van Die Welt, waarin Grunberg een halve pagina had geschreven, ben ik langs de Bruna geweest, langs Paagman, de kiosk op Scheveningen en het centraal station. Uiteindelijk vond ik de krant in een klein tijdschriftenzaakje in het centrum. Bestaat intussen ook al niet meer.’

‘Nee, ik heb niet op een dag het licht gezien. Het was Gerrit Jan de Rook, kunstcriticus en deskundige op het gebied van kunstenaarsboeken, die mij in de Boekenweek van 1998 tipte. Ik moest But you are also very attractive when you don’t drink kopen, Grunbergs eerste uitgave bij Kunst Editions in New York. Het Leidse antiquariaat AioloZ had daar het alleenrecht van verkoop op. Ik had toen weleens van Grunberg gehoord, maar nog niets van hem gelezen. Ik was in de eerste, tweede en derde plaats met W.F. Hermans bezig en nogal terughoudend in het aanschaffen van boeken van nieuwe schrijvers. Ik ken mezelf en weet dat het dan snel een verzameling wordt. Maar ik was toch onder de indruk van die uitgave en kocht voortaan alle nieuwe bibliofiele Grunbergen rechtstreeks bij Kunst Editions. En er verschenen er in 1998 en 1999 nogal veel. Soms ontving ik de nieuwe uitgave per post, maar meestal werden de uitgaven meegebracht door Henk Hofland of Hans Liberg, die regelmatig in New York kwamen. De oplagen zijn klein, die gingen zo mee met de handbagage.’

‘Toen ik eenmaal een paar Kunst Editions-uitgaven had, wilde ik ook wel eens een reguliere uitgave van Grunberg lezen. Dat werden Blauwe maandagen en Figuranten. Zijn schrijfstijl en mensbeeld spraken me erg aan en dus was de verzameling echt geboren. Misschien is mijn interesse in Grunberg ook zo sterk omdat ik op een bepaalde manier iets van mezelf in hem herken.’

‘Ik tel zo 23 Figuranten. Ik wil in elk geval alle tekstueel verschillende drukken hebben – wat bij Grunberg nog niet makkelijk is. Hij vermeldt niet, zoals W.F. Hermans voorin zijn romans deed, wanneer een druk gewijzigd is. En ik streef er ook naar om alle uiterlijk verschillende drukken te kopen. Een nieuw omslag, een midprice-editie, zelfs een identieke druk met een nieuwe sticker (“100.000 exemplaren verkocht”) koop ik. Dit geldt voor oorspronkelijke en vertaalde uitgaven.’

‘Toen de uitgever van Kunst Editions, Pablo van Dijk, in 2001 naar Amsterdam kwam heb ik met hem een prachtige ruil gepleegd. Ik zou hem in zijn hotel opzoeken, want hij had een grote koffer vol Grunbergpaperassen meegenomen. Pablo wilde dat wel ruilen tegen het boek Horsemeat van Bukowski, zo’n nogal gewilde uitgave van de Black Sparrow Press, en wat andere bibliofilia. Onderweg naar zijn hotel wist ik zeker dat de ruil niet zou plaatsvinden, daarvoor was Horsemeat me te dierbaar. Maar toen ging die enorme koffer open, barstensvol spullen. Ook het typoscript van Fantoompijn was erbij, een vroege versie met verschillende handmatige correcties van Grunberg en met talloze passages die niet in het boek terechtgekomen zijn. En privéfoto’s van Grunberg, vertalingen, paspoortkopieën, allerlei briefjes die hij met klasgenoten had uitgewisseld, een ontroerende post-it van zijn moeder, meters faxverkeer tussen Grunberg en Van Dijk. Achteraf is mij gebleken dat Van Dijk deze spullen van Grunberg in bewaring had gekregen. Scrupules kende hij niet. Ik heb overigens wel met Grunberg afgesproken dat ik niets ongepubliceerds uit de koffer openbaar zonder overleg met hem.’

‘Je moet bij Grunberg een beetje uitkijken wat je koopt. Hij is tien jaar geleden al begonnen met het ridiculiseren van de cultuur van de handgeschreven opdracht. Een inscriptie aan Wolkers in een boek betekent niet dat het boek ooit aan Wolkers is geschonken of dat het bij hem in de kast heeft gestaan. Er bestaan opdrachtexemplaren aan Erasmus, Willem-Alexander, Mulisch, Kundera. De mooiste opdracht die ik bezit is gericht aan Hugo Brandt Corstius in de eerste druk van Fantoompijn. En helemaal authentiek, dat weet ik zeker.’

‘De constante kwaliteit van Grunbergs werk is natuurlijk verbluffend. Een mindere roman zit er gewoon niet tussen. Maar minstens zo knap is zijn enorme productie. Ik ben niet de enige die wel eens heeft gedacht dat hij een ghost writer had, dat hij dit onmogelijk allemaal in zijn eentje bij elkaar kan schrijven. Voor de gein heb ik berekend dat hij gemiddeld per jaar 230 bijdragen aan kranten en tijdschriften levert. Niet alles daarvan verschijnt in boekvorm.’

‘Een slaaf van mijn verzameling? Ik denk dat ik dat in zekere zin wel ben, ja. Omdat ik in 2006 ben begonnen met het beschrijven van mijn aankopen en het downloaden en opslaan van Grunbergs teksten op internet, waaronder zijn blog, ben ik ertoe veroordeeld om dat dagelijks bij te houden. Als ik daar nu mee zou stoppen, zou al mijn werk met terugwerkende kracht waardeloos worden. Dan is dit hier een dood document. Ik besteed heel veel tijd aan mijn collectie.’

‘Sjoerd van Faassen, oud-conservator van het Letterkundig Museum, heeft mij jaren geleden tijdens een veiling wakker geschud om een brief van Hermans aan Reve te kopen. Hij wist dat ik Hermans verzamelde en stootte me aan. Waarom deed je dat eigenlijk, vroeg ik hem later. Zijn antwoord was het credo van veel conservatoren: vroeg of laat komt het toch wel bij ons terecht. Ik vind het een mooi idee dat al mijn Grunbergen, ooit, na mijn dood, weer op de markt komen. Ik laat alles na aan mijn zoon Koen, die zelf zo dyslectisch is als een deurknop en daardoor weinig heeft met boeken, maar wel weet dat de verzameling waarde heeft. Hij weet intussen natuurlijk ook wel wat de goede antiquariaten zijn.’

Dit interview met Arie Oexman verscheen in De Boekenwereld, jrg. 30, afl. 3 (oktober 2014).

Gegarandeerd motecht

De herdruk van de briefwisseling tussen Willem Frederik Hermans en Gerard Reve, Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel (2008), ligt vanaf deze week als paperback in de boekhandel. Alle Revianen en Hermansianen moeten dit boek lezen, als ze dat nog niet gedaan hebben. Maar wat moet je verzamelen als je van Hermans én Reve houdt? Wat wil de bibliofiel? Na een zoektocht in catalogi van antiquariaten en veilinghuizen en een graaftocht in mijn geheugen is dit de absolute, objectieve top 10 van leukste en belangrijkste items, waarin de twee grootste naoorlogse schrijvers verenigd zijn – met, wanneer bekend, de prijzen.

10.

Aflevering 15 van jaargang 4 van Criterium. Algemeen cultureel maandblad.
Pardon, een muffe tijdschriftaflevering, die elke antiquaar tegenwoordig bij het oud papier legt? Zeker: in dit bewuste nummer, verschenen in december 1946, debuteert ene Simon van het Reve met het ontroerende verhaal ‘De ondergang van de familie Boslowits’. W.F. Hermans, net aangetreden als redacteur van Criterium, publiceert in dit nummer een fragment uit de roman-in-wording De tranen der acacia’s en een krakende kroniek over het oorlogsdagboek van Bert Voeten. Hun eerste ontmoeting op papier; de lijfelijke kennismaking zal pas in september 1947 zijn.

9.

Reve/Hermans, een anekdote (1988).
Aardig boekje, geschreven door Bertus G. Antonissen, met 38 fantastische foto’s door Cas Oorthuys van Hermans en Reve anno 1955 op het Waterlooplein en op het dak van de Galerij, waar Reve met zijn echtgenote Hanny Michaelis woonde. Op de kiekjes zie je de schrijvers poseren met pannendeksels op hun hoofden of een serieus gesprek voeren in een sierlijk urinoir. Hermans en Reve roken op praktisch elke foto; er moet tijdens de shoot wel een halve slof sigaretten doorheen zijn gegaan. (€ 15)

8.

Mandarijnen op zwavelzuur (1964).
In Hermans’ grappige en tegelijk snoeiharde boek, verschenen na de breuk tussen de schrijvers in 1959, komt Reve ook voorbij. Hermans plaatst in de marge zogenaamde portretten van de schrijvers die hij ter sprake brengt (M. Vasalis draagt een boerka, Koos Schuur is een schedel, W.H. Nagel is een behaarde bodybuilder). De foto van Reve (een tegen een lantaarnpaal leunende jongeman in Chicago) lijkt zowaar op Reve. Het onderschrift luidt: ‘Waiting for understanding. Neither boy nor man.’ Vier jaar later probeert Reve – zonder succes – een afdruk van de foto te bemachtigen: ‘Ik vind hem erg vertederend. Ik heb al heel wat eksemplaren, op die pagina, voor bewonderaars moeten signeren.’ (€ 200)

7.

Het sadistische universum (1964).
In deze bundel scheppend en beschouwd proza staat het bekende essay ‘Monoloog van een anglofoob’: Hermans haat het Engelse volk, de politici, de rare gewoonten, de hoofdstad, de taal. Als Reve in 1952 Hermans out of the blue een in het Engels gestelde brief stuurt, omdat hij voortaan toch alleen in het Engels wil publiceren, reageert Hermans met een brief vol beredeneerde tegenwerpingen. In dit anti-Engelse essay wordt Reve uiteraard genoemd (‘Engeland is een vreselijk land voor schrijvers, maar zelfs voor verdienstelijke talenten.’). (€ 10)

6.

Reve’s exemplaar van Het sadistische universum (1964).
Meesterverzamelaar Arie Oexman verwierf ooit Reve’s exemplaar van dit boek. Het haalde in 2008 de verkoopcatalogus van zijn Hermans-collectie. Getuige een opdracht op de titelpagina kreeg Reve het boek rond de Kerstdagen van zijn vriendje Peter Lotgering, die in een Amsterdamse boekhandel werkte. Niet sensationeel, wel bijzonder. (€ 45)

5.

Hermans’ exemplaar van aflevering 11 van jaargang 3 van The Paris Review.
De redactie van dit vooraanstaande blad plaatst in december 1955 met genoegen ‘Gossamer’, een Engels verhaal van Reve. Als Reve in het begin van 1956 presentexemplaren ontvangt, stuurt hij Hermans bij wijze van nieuwjaarswens een exemplaar met opdracht toe: ‘For Wim & Emmy/ With best wishes for 1956/ 6/1/1956/ GerardKornelisVanHetReve’. Hermans bedankt lauwtjes – en in het Nederlands.

4.

Originele zwart-witfoto door W.F. Hermans van de etalage van een Groningse boekhandel.
Op 9 januari 1957 stuurt Hermans Reve een ansichtkaart met een door de etalageruit geknipte foto van spiksplinternieuwe exemplaren van Reve’s Verzameld werk (1956) en Hermans’ De God Denkbaar Denkbaar de God (1956), allebei door Van Oorschot uitgegeven, broederlijk naast elkaar.

3.

Reve’s rokkostuum.
Op 6 juli 1955 promoveert Willem Frederik Hermans cum laude tot doctor in de fysische geografie aan de faculteit wis- en natuurkunde. In de aula van de Universiteit van Amsterdam verdedigt Hermans zijn proefschrift met zijn vrienden Oey Tjeng-Sit en Gerard Reve als paranimfen. Reve draagt een keurige slipjas, volgens het etiket ‘gegarandeerd motecht’; het stond ook in de catalogus-Oexman. Ik heb het destijds mogen passen, maar bleef er met mijn linkerarm in steken. Groot schrijver, klein ventje, Reve. (€ 250)

2.

Originele, handgeschreven brief van Hermans aan Reve.
Van alle brieven in Verscheur deze brief! is er maar eentje in de handel geweest. Op 24 januari 1950 schrijft Hermans zijn vriend over een nieuw project: het schrijven van een gezamenlijke roman over een lesbische vrouw die samen met een intellectuele vriendin haar geslachtszieke man martelt. Het boek is er nooit gekomen, de brief is het enige bewijs van hun voornemen. (€ 3250)

1.

Reve’s exemplaar van De mandarijnenpers (1955).
Vanaf begin april 1955 vertoeft Reve in Londen. Zijn echtgenote Hanny blijft in Nederland en wordt te logeren gevraagd door het echtpaar Hermans. Reve informeert op 24 mei 1955 bij Hermans naar de logeerpartij en praat het overzeese drietal moed in: ‘Do not allow your life to be spoiled by the mental hunchbaks that inhabit the dwarfstate in which we, unluckily, were born.’ Van zijn net verschenen, in eigen beheer uitgegeven polemisch werkje De mandarijnenpers post Hermans drie dagen later in Groningen exemplaar nummer 29 (van de 500) naar Engeland. De opdracht luidt: ‘To Gerard Kornelis v.h. Reve,/ sincere greetings from a dwarf state,/ 3 midgets’. Ondertekend door Hanny, Wim en Emmy. (€ 1200)

Dinky Toys

In het nieuwe nummer van Boekenpost staat een selectie zeldzame en opmerkelijke boeken uit de voorraad van deelnemers aan de aanstaande Amsterdam Book Fair. Op letterkundig gebied vallen een eerste druk van De stille kracht (1900) en een gesigneerd opdrachtexemplaar van Frederik van Eeden op.

Tamelijk spectaculair is de aanbieding uit Antwerpen: een exemplaar van het zeer zeldzame Dinky Toys (1976) van W.F. Hermans. De schrijver gaf het boekje in Parijs in eigen beheer uit: hij tikte de tekst op zijn Olivetti Lexikon 90 en vermenigvuldigde de kopij op een vloeistofduplicator in niet meer dan 60 exemplaren. In de neus springend detail: in plaats van een soort alcohol, spiritus bijvoorbeeld, gebruikte Hermans in het productieproces Eau Sauvage, de inmiddels klassieke eau de toilette voor mannen. Dit vermeldt althans het mythologische colofon.

Vele uren handenarbeid moeten er in het maken van Dinky Toys zijn gaan zitten. Hermans voorzag elk exemplaar met de pen of met wrijfletters van een uniek omslag. Zo is het in de Hermans-bibliografie afgebeelde exemplaar gevat in een vel zwart papier met de titel in witte plakletters, terwijl het exemplaar van Piet Schreuders knaloranje is met zwarte letters en een ornamentje. In 2008 heb ik zelf even mogen ruiken aan het exemplaar van Arie Oexman, in wit omslag met zwarte typemachineletters en een rode, schreefloze ‘T’. Het Antwerpse exemplaar heeft een grijsgroen omslag met zwarte typemachineletters en een (getekende) ‘D’.

In de handgeschreven opdracht aan de eerste eigenaar, Marie-Claire Nuyens, verwijst Hermans nog eens naar het omslag: ‘omdat ze deze de mooiste vond, dank je wel’. Nuyens richtte in 1977 samen met Hugo Claus en Mark Verstockt de bibliofiele uitgeverij Ziggurat op; in november van hetzelfde jaar nog gaf Ziggurat Hermans’ Bijzondere Tekens uit.

Zelf verzonnen

Debutant Joubert Pignon wil de pijnlijke stiltes bij het signeren vermijden. Hij heeft vijf kant-en-klare opdrachten bedacht, die hij op 4 oktober in zijn boek kan schrijven. De koper mag kiezen.

Het influisteren van opdrachten is een aloude traditie, blijkt uit gedegen onderzoek.

Een van de mooiste voorbeelden is een opdracht van W.F. Hermans aan zijn aanstaande vijand Adriaan Morriën in Horror Cœli (1946): ‘Voor Adriaan Morriën,/ die ook afschuw van den/ hemel heeft, en deze opdracht/ zelf heeft verzonnen,/ in hartelijke vriendschap/ W.F. Hermans/ 26 Aug ’46’. Dit opdrachtexemplaar is voor het eerst gedocumenteerd in de befaamde Catalogus 205: W.F. Hermans van Antiquariaat Schuhmacher. Het belandde op de plank van Hermans-verzamelaar Arie Oexman, die het in 2008 verkocht aan een Haags antiquariaat.

Het boek staat nu klaar voor de mooiste boekenbeurs van het jaar. Voor de gelegenheid neemt de antiquaar ook Morriëns exemplaar van Hermans’ dichtbundel Hypnodrome (1947 [=1948]) mee. Misschien heeft Adriaan Morriën ook deze opdracht wel ingefluisterd.

Kramp

A. Roland Holst moest in 1960 op één dag honderdvijfenzeventig keer zijn handtekening zetten. Arme bejaarde prins der dichters. Bert Bakker wilde de gehele oplage van Het experiment genummerd en gesigneerd verspreiden. Dan kun je nog zo vol goede moed beginnen – op een gegeven moment slaat de verveling toe, kramp kruipt in de wijsvinger, ringvinger slaat wit uit. Hoge nummers uit de oplage van dit boek hebben een vermoeider handtekening dan lage nummers. De handtekening reflecteert het gemoed van de dichter.

Jeroen Brouwers, wiens schrijfvermogen de laatste jaren ernstig is afgenomen, werd in 2005 gevraagd om het colofon van de bibliofiele uitgave Warme herfst te signeren. Maal tweehonderd. In de vorige week verschenen catalogus Jeroen Brouwers – en wat voor een catalogus, als ik mezelf mag feliciteren – werden twee exemplaren van Warme herfst aangeboden. Meester-verzamelaar Arie Oexman – altijd op zoek naar iets anders, iets geks, iets unieks – wilde per se het allerlaatste exemplaar aan zijn collectie toevoegen. Dat heeft namelijk een schitterend uitgelopen handtekening. Een signatuur van uitputting. Brouwers was het zat.

Vorig jaar april kon Brouwers na de presentatie van Bittere bloemen in De Zondvloed niet signeren. Het zoontje van de boekhandelaar zette een stempel van de handtekening.

Ward Wijndelts van NRC Boeken neemt zich nu voor de metamorfose van de handtekening van Tom Lanoye vast te leggen. Met hulp van de honderdduizenden mensen die hun Boekenweekgeschenk gesigneerd willen zien. Stuur je schutbladfoto’s naar de journalist. De uitkomst staat natuurlijk vast.